Primaire en secundaire kenmerken


Ram en voedster
Konijnen hebben kenmerken waardoor je het geslacht kan bepalen.
Doordat er zoveel konijnenrassen zijn, is er geen onderscheid tussen de 2 geslachten te maken door het uiterlijk.
Er kan alleen onderscheid gemaakt worden door naar het geslacht te kijken. De ram, is het mannetje bij rammen kan je duidelijk een penis zien (zie afbeelding 1), dit is de primaire geslachtskenmerk op latere leeftijd komen de secundaire geslachtskenmerken, de testikels (zie afbeelding 2).
Bij de voedster, het vrouwtje is een V te zien, deze primaire geslachtskenmerk verandert niet.

Hormonen

Hormonen hebben een invloed op de secundaire geslachtskenmerken. Een mannelijk geslachtshormoon bij de ram is LHRH (luteïniserend hormoon releasing hormonen). Dit stimuleert het vrijmaken van de hormonen FSH en LH. FSH (follikel stimulerend hormoon), beïnvloedt de sertolicellen tot de aanmaak van de zaadcellen in de teelbal.

In de teelbal zelf wordt het hormoon testosteron gemaakt door het hormoon LH (luteïniserend hormoon), dit hormoon heeft specifieke invloeden op de secundaire kenmerken van de ram, zoals de grote ballen en grotere/bredere kop. Maar ook weer op de aanmaak van zaadcellen en stimulering van de sertolicellen. Niet alleen heeft testosteron invloed op deze eigenschappen maar ook op de geslachtsdrift.

Voedsters hebben ook het hormoon LHRH (luteïniserend hormoon releasing hormonen) dit stimuleert het vrijmaken van de hormonen FSH en LH FHS (follikel stimulerend hormoon), dit heeft een belangrijke rol bij voedsters. Dit hormoon zorgt namelijk voor de rijping en groei van de eicellen van het konijn. Het hormoon LH (luteïniserend hormoon), heeft een belangrijke rol voor de bronstcyclus van het konijn, want dit hormoon zorgt voor de eirijping en eisprong.

Afbeelding 1

Afbeelding 2

Afbeelding 3


Anatomie & fysiologie geslachtsorganen

Voedster
In Afbeelding 4 hier onder zijn de geslachtsorganen te zien van een voedster, met daarnaast omschrijvingen en verwijzingen van wat de geslachtorganen.

Baarmoederhoorn: De baarmoederhoorn is de baarmoeder van het konijn. De baarmoeder wordt ook wel utureshoorn genoemd. Er zijn 2 baarmoederhoornen, dus 2 baarmoeders. Dit is niet gebruikelijk, alleen konijnen, hazen, pika’s en eierleggende zoogdieren hebben dit ook. Konijnen hebben 2 utureshoornen omdat dit de kans op bevruchting verhoogd.
Eierstok: In de eierstok vinden zich de follikels, dit zijn eicellen die nog gerijpt moet worden. Een konijn heeft niet zoals andere dieren een cyclus waarbij er 1 keer in de tijd de ovuluatie/eisprong plaats vindt maar een reflex eisprong. Hierbij komt er een eisprong binnen 9-13 uur als de voedster wordt geprikkeld door een ram en heeft gepaard.
Eileider: Hierdoor komt de eicel van de eierstokken naar de baarmoeder. Hier kan de eicel ook bevrucht worden door een zaadcel.
Voorhofklier: Een klier die ervoor zorgt dat de voortplanting goed gaat, het voorkomt droogte tijdens de paring.
Cervix: De cervix is de afsluiting van de baarmoeder(baarmoederhals). De cervix wordt ook tijdens de dracht gesloten door spieren in het lichaam. Vagina: Het inwendige gedeelte waar de penis naar binnen komt.
Vulva: Het uitwendige gedeelte, zoals de schaamlippen. Urineblaas: hierin wordt de urine opgeslagen.
Clitoris: Dient voor genot.
Urinebuis: Via de urinebuis verlaat de urine zicht uit het lichaam. Voorhuidklier: Zijn 2 klieren bij de vulva, die de geur verspreiden van het konijn.

Afbeelding 4

 

Ram
In Afbeelding 5 hiernaast zijn de geslachtsorganen te zien van een ram
Hierbij worden de organen ook beschreven en verwezen onderaan

Bovenste en onderste ligament: Hierdoor wordt de bijbal vastgehecht aan de bal.
Scrotum:
De balzak.
Teelbal: Hierin worden de zaadcellen gemaakt.
Bijbal:
Hierin worden de zaadcellen bewaard.
Zaadleider: Die vervoerd het sperma.
Zaadblaas: Die voegt zaadvocht bij de zaadcellen waardoor het sperma genoemd kan worden.
Urine blaas: Hierin wordt de urine opgeslagen.
Prostaat: Blokkeert tijdens de zaadlozing de urinebuis, en voegt zaadvocht bij de zaadcellen.
Zwellichaam: Bevordert het stijf worden van de penis, doordat de lichaampjes zich vol laten lopen door het bloed.
Ejaculatie kanaal: het kanaal waardoor de zaadlozing plaats kan vinden. Vesiculair klier: De "vesiculaire klier" is een extra geslachtskliertje die vocht toevoegt aan het sperma en zo ook de zaadcellen actief houdt
Cowpers klier: Zijn klieren vlakbij de prostaat die voor de ejacutie het voorvocht uitscheiden.
Preputial klier: De preputiaalkliertjes zitten in de voorhuid en zorgen ervoor dat er een soort smeermiddeltje wordt gemaakt waardoor het uitschachten soepel gaat
Glanspenis: Is de eikel van de penis.

Afbeelding 5


Bronstcyclus en voortplanting

Algemene informatie
Konijnen kunnen vanaf 3/5 maanden vruchtbaar worden. Als ze dit zijn geworden kunnen ze zich gaan voortplanten.
De dracht van een konijn duurt 29/33 dagen. Hierbij werpt een konijn gemiddeld 3 tot 8 jongen, maar dit kan ook meer zijn.
De jongen drinken maar 1/2 keer per dag bij hun moeder en slapen hoofdzakelijk. Zij gaan af op hun reuk want de eerste week kunnen ze nog niet zien. Na een week gaan de oogjes open, en na 3 weken verlaten ze het nest. Pas na 5/7 weken verlaten ze pas echt hun geboorteplaats, maar omdat konijnen in een hiërarchie leven blijven ze toch altijd wel in de zelfde groep.

Baltsgedrag
Als het voedster een nestje wil laat ze dat duidelijk merken, ze is erg onrustig, krabt overal aan en wil een nestje bouwen.
Als de ram bij haar is probeert hij haar te versieren dit doet die door om haar heen te hupsen met zijn staartje omhoog.
Ze ruiken heel erg aan elkaar en op het laatst gaat die haar likken.

Paringsgedrag
Als het vrouwtjes konijn heeft laten zien dat ze wil paren gaat ze op de grond liggen met haar kont naar boven en haar staartje omhoog, dit kan ook zittend (zie Afbeelding 6 en 7). Het mannetje gaat haar berijden. In de natuur komt het maar zelden voor dat het vrouwtje gaat liggen als ze aan het paren zijn, door de angst voor roofdieren. De paring is van korte duur maar dit kan meerdere keren herhaald worden. De paring duurt ongeveer een halve minuut, als de paring is geslaagd valt de ram van het vrouwtje aan de zijkant eraf maar hij kan ook op zijn kont naar achteren vallen

Broedzorggedrag
De draagtijd van het vrouwtjes konijn duurt ongeveer 29/33 dagen en heeft ondertussen haar nestje klaargemaakt in een donkere hoek.
Daar hebben de jongen namelijk de meeste rust en zijn ze niet bang voor vijanden. De jongen komen levend ter wereld en zijn de eerste twee weken erg afhankelijk van hun moeder, ze slapen en drinken alleen en hun verteringstelsel wordt gestimuleerd door hun moeder door te likken op hun buikje en anus.

Afbeelding 6

Afbeelding 7


Bronstcyclus

Konijnen die hebben geen bronsttijd en geen bronstcyclus. Konijnen hebben een eisprongreflex, hiervan uit hebben we wel een cyclus gemaakt.
Als konijnen geprikkeld en gestimuleerd worden door het mannelijk geslacht dan komt er binnen 9-13 uur de eisprong.
Omdat de zaadcellen dan nog aanwezig zijn in de voerster kunnen de eicellen meteen bevrucht worden.
Konijnen in het wild die hebben wel een bronstijd maar dit wordt bepaald door uitwendige prikkels zoals de temperatuur, dag-nacht wisseling ofhowel het seizoen.

Doordat een konijn een eisprongreflex heeft kan een konijn alle tijden worden gedekt, maar het konijn heeft hierdoor ook geen kenmerken voor bronzigheid.

Afbeelding 8


Bevruchting

Inwendig of uitwendige bevruchting
Konijnen kunnen inwendige maar ook uitwendig bevrucht worden.
Inwendig bevrucht worden betekend dat de bevruchting in het lichaam van het vrouwtje door echt gemeenschap te hebben plaatsvind.
Uitwendige bevruchting kan 2 kanten op, de bevruchting kan buiten het lichaam gebeuren zoals bij vissen en amfibieën.
Maar ook KI (kunstmatige inseminatie) wordt gezien als uitwendig bevruchten.

KI (Kunstmatige inseminatie)
Sinds 1995 wordt er in de konijnenhouderij KI (kunstmatige inseminatie) gebruikt.
Hiervoor werd gebruikt gemaakt natuurlijk bevruchting maar omdat dit niet efficiënt genoeg werd gingen ze langzamerhand overstappen.
Er zijn nog steeds bedrijven die KI niet gebruiken. Onder KI zijn verschillende bevruchtingmethodes.

Er is KIE (kunstmatige inseminatie eigenzaad) en KID (kunstmatige inseminatie donorsemen).
De meeste houderijen gebruiken KID dit komt omdat je hierdoor zelf kan bepalen welke eigenschappen het konijn moet hebben en je voorkomt incest, dus het is ook beter voor de productie en welzijn van de dieren.

Voordelen KI:
‘’Minder gezondheidskosten • Minder uitval bij de konijnen • Betere productie bij de voedsters • Hogere arbeidsprestatie bij het werken in groepen • Hogere speen en aflever gewichten • Lagere kostprijs dus prijstechnisch interessant’’

Afbeelding 9

Afbeelding 10


Dracht

Dracht vaststellen
Als het konijn gedekt heeft, is er een hele kleine kans dat de voedster niet is bevrucht. Om dit toch zeker te weten zijn er veel symptomen die de voedster vertoond als ze drachtig is, maar je kan het ook voelen.
Als een konijn drachtig is kan er worden afgetast naar embryo’s in de buikt, dit heet palperen, dit moet wel gedaan worden door een deskundige anders kunnen de embryo’s beschadigt raken.
Konijnen zijn één van de bekendste dieren waar schijndracht bij wordt vastgesteld. Hier is het lichaam in staat van een dracht doordat er een grote hoeveelheid aan progesteron (zwangerschapshormoon) aanwezig is, maar er bevind zich geen vrucht.

Bij een konijn kan er ook via scannen aan echografie worden gedaan, hierdoor heb je de meeste zekerheid en kun je meteen weten hoeveel vruchten het konijn draagt.

Gedragsveranderingen
Ondanks de lichamelijke kenmerken die het dier vertoont heeft die ook gedragsveranderingen:

Als een voedster drachtig is heeft ze geen belangstelling meer voor de ram. Ze reageert hier chagrijnig op, maar dit kan ook optreden tegenover het baasje. Wel heeft ze veel belangstelling voor voer, en dit moet ook genoeg aanwezig zijn voor de voedster.
Tot slot gaan de voedster een nest maken, dit doet ze door haar eigen haren uit te plukken en door nestmateriaal te verzamelen.
De dracht van het konijn duurt gemiddeld tussen de 29-33 dagen (variërend per ras).

Dracht veranderingen
Tijdens de dracht gebeuren er nauwelijks uitzonderlijke gebeurtenissen. Maar dit kan er natuurlijk wel plaatsvinden. Elk dier kan miskramen, vroeggeboorte, abortussen en zelf aan het begin van de dracht kan de vrucht geresorbeerd worden.
Deze verschijnselen gebeuren maar heel zelden, of ze gebeuren terwijl wij het nog niet eens in de gaten hebben.

Over dit onderwerp is er weinig betrouwbare informatie te vinden, over hoe het te werk gaat bij konijnen en of het veel voorkomt.
Dit onderwerp is dan ook alleen maar te lezen op konijnenforums.

Toch komt het wel regelmatig voor dat het konijn naar die dierenarts moet omdat die te lang over zijn werpdatum heen zit. In dit geval zijn de jongen dan al dood en is de oorzaak van het probleem onbekend.

Mummificatie onder de konijnen in ook niet bekend.

Afbeelding 11


Geboorte en zorg

Werpingen
Het dierenrijk is onderverdeeld in 3 werpingen: ovovipaar, ovipaar en vivipaar.
Ovovipaar is eierlevendbarend en kan voorkomen bij vissen.
Ovipaar is eileggend en het bekendste voorbeeld hiervan zijn vogels.
Tenslotte vivipaar, dit betekend levendbarend. Dit komt voor bij zoogdieren.

Geboorte proces
Konijnen zijn ook zoogdieren en zij werpen dus levendbarend. Het geboorteproces kun je onderverdelen in 3 fases:
-voorbereidingsfase
-ontsluitingsfase
-uitdrijvingsfase
-nageboortefase

Voordat deze fases beginnen gedraagt het konijn zich ook anders net voordat de werping begint. Ze begint minder te eten, dunnere uitwerpselen (bevordert het werpen) en op het allerlaatste moment gaat ze haren trekken. Het meest betrouwbare om te kijken of ze de voedster gaat werpen is temperaturen. Op de dag dat dieren gaan werpen daalt hun temperatuur met 0,5-1 graden(behalve bij katten).

Voorbereidingsfase
1-2 dagen voor het werpen zwelt de vulva op en komen er bloederige uitvloeiing uit. De banden en peesbanden verslappen hierdoor zakken de flanken in en gaat het konijn wankelend lopen, doordat de peesbanden verslappen kunnen de bekken zich verwijden. Vervolgens zwellen de melkklieren op, en haalt het konijn rondom de tepels haren weg zodat de jongen er beter bij kunnen.

Ontsluitingsfase
Door het hormoon oxytocine trekt de baarmoeder samen, dit vormt weeën. Als de ontsluiting volledig is, dit is als schede, bekkenbodem en de baarmoedermond open gedruk staan, komen er de persweeën. Met persweeën werken ook de buikspieren mee.

Uitdrijvingsfase
De vruchtvliezen komen in de baarmoedermond en vervolgens in de schede. In de schede komt de waterblaas deze kan knappen, hierdoor komt er vruchtwater in de schede, en loopt dat er meteen uit. Dan komt de vruchtblaas eruit, de voedster maakt deze open en likt de lamprei schoon.

Nageboortefase
Na de geboorte begint de lamprei te drinken dit bevordert het uitdrijven van de nageboorte. De voedster eet dit gewoon op.


Natuurlijke zorg

Konijnen zijn nestblijvers dit betekend dat konijnen in het nest blijven en niet meteen meekunnen met hun moeder na de geboorte.
Dit komt omdat konijnen klein, blind, en kaal worden geboren. Hierdoor moet er eerst nog lang voor ze worden gezorgd zodat ze gaan groeien.
Bij zorg van een konijn is daar in tegen niet altijd de voedster aanwezig bij de lampreien. Voedsters die zijn heel de dag weg en komen misschien 1 of 2 keer kijken en de lampreien drinken dan meteen. Dit betekend ook dat de lampreien maar 1 of 2 keer per dag drinken, hierdoor vallen de zwakken konijnen ook meteen af.

Net geboren lampreien hebben nog geen goed verteringsstelsel, dit moet op gang worden gebracht door hun moeder. Voedsters likken hierdoor de lampreien dit bevordert en stimuleert het verteringsstelsel. De eerste 2 weken van de lamprei zijn door de voedster hierdoor afhankelijk, niet alleen omdat ze zo weinig kunnen maar ook omdat ze pas na 2 weken hun oogjes open doen.

Na 3 weken gaan de lampreien hun holletje uit om buiten het te verkennen, hier gaan ze nog niet definitief het nest uit(zie afbeelding 12). Al na 5-7 weken gaan de lampreien definitief het nest uit en moeten ze zelf zien te overleven.

Voedsters die vertonen geen beschermend gedrag over hun jongen als een roofdier aanwezig is, hierbij vertoont de voedster alleen vluchtgedrag.

Afbeelding 12

Pleeggezin en flessenvoeding

Konijnen in gevangenschap kunnen hun moeder verliezen, of de moeder kan de hoeveelheid lampreien niet aan door een tekort aan tepels.
Hierbij gaan ze de lampreien verleggen ze krijgen hierbij een pleegmoeder.
Bij konijnen is het geen moeite om de lampreien te verleggen als ze nog heel jong, dit wordt wel moeilijker naarmate hoe ouders ze worden.
Dit heeft te maken met de geur, elk nest heeft namelijk zijn eigen geurtje.

In het wild komt dit niet voor, ondanks dat konijnen in een hiërarchie leven.

Konijnen die in gevangenschap geen voedster meer hebben of niet worden geaccepteerd kunnen ook flessenvoeding krijgen.
Dit is kunstmatige melk. Deze handeling komt niet voor in de konijnenhouderij, want dat zou de productiekosten verhogen.
Maar dit komt wel voor bij de hobbyfokkers. Ook zijn er zat mensen die een konijntje vinden net buiten het nest omdat die is verstoten, zij gaan dan ook vaak melk handmatige geven aan de lamprei.

Dit konijnenmelk kan je gewoon kopen (zie afbeelding 13) en via een spuitje geven (zie afbeelding 14), de doseringen verschillen door de grootte van het konijn.

Afbeelding 13

Afbeelding 14